Op de weg van en naar je midden zijn goed en kwaad broeders van elkaar.
Zenmonniken zijn volgens Stufkens de meesters van de paradox. Ze beoefenen het doen-door-niet-doen, de wijsheid van niet-weten. Om de verlichting te bereiken mediteren ze urenlang zonder zich te richten op enig doel of zich te hechten aan enig resultaat.
In het boekje vier paradoxen.
- De paradox van de afgescheidenheid en de verbondenheid, van het alleen-zijn en het tegelijk leven in allerlei vormen van gemeenschap.
- De paradox van vrijheid en gehoorzaamheid, of van de liefde en de wet.
- De paradox dat we pas vinden wat ons leven tot een feest maakt wanneer we leren los te laten en wanneer we nergens op uit zijn.
- De paradox dat we moeten leren sterven om te leren leven.
Frédéric Lenoir schrijft in zijn boek Over geluk, een filosofische ontdekkingsreis het volgende. "De paradoxen van de taoïstische wijsheid zijn: een mens vindt zichzelf door zichzelf te vergeten, hij oefent invloed uit door af te zien van daden, hij komt tot wijsheid door weer kind te worden, hij wordt sterk door zijn zwakheden te accepteren, hij ontdekt de hemel door naar de aarde te kijken, en hij kan de dood rustig tegemoet zien door van het leven te houden".