In potentie
Wanneer iemand heel machtig is, dan maakt het zich niet laten gelden hem sympathiek. Hooguit toont hij zijn macht wanneer het echt nodig is.
Deze levenshouding zou een uitwerking kunnen zijn van de Italiaanse filosoof Giorgio Agamben.
Voor Agamben is het leven een pure potentialiteit. Potentialiteit wordt conventioneel begrepen als datgene wat tegengesteld is aan de actualiteit. Hij verwijst naar het begrip potentie bij Aristoteles. De potentie die als potentie bestaat, is voor Agamben het vermogen om niet over te gaan naar actualiteit, om niet (te doen of te zijn), een aanwezigheid van een afwezigheid of een onvermogen (adunamia) te zijn. Bestaande potentie bevat daarom de kracht van de negatie.
Wanneer kinderen die gepest worden op school naar een school voor vechtsport worden gestuurd om zich te leren verdedigen (potentialiteit) dan worden zij gevormd door de leraar om te leren om terug te vechten wanneer zij worden aangevallen. Een beetje goede school leert hen van die vaardigheid maar spaarzaam gebruik te maken buiten de schoolmuren. Ze worden niet geacht door te slaan in kinderen die op hun beurt andere kinderen gaan pesten.
Op niveau van de samenleving geldt iets soortgelijks. We hebben een leger om anderen af te schrikken (potentialiteit) en niet om het gebied van invloed uit te breiden. En of binnen de NAVO alle landen er zo in zitten is niet duidelijk en ook van Poetin is niet goed bekend wat hem echt motiveert. Liever Agamben dan Machiavelli.
Ook de overheid heeft nog niet overtuigend bewezen dat zij handelt in belang van de burger. Burgerrechten worden verkleind ten faveure van de veiligheid en economische zekerheid wordt eerder gegarandeerd voor sterke partijen in de markt in de hoop dat dit banen en economische groei (potentialiteit) oplevert.
Andere voorbeelden zijn de handhavende macht van een politie agent en het individu dat zich realiseert dat hij goede redenen heeft om kwaad te worden maar zichzelf niet verliest in emotie. Meer in het algemeen: "spreken is zilver, zwijgen is goud".
Op Wikipedia valt dit over Agamben te lezen.
Agambens stijl is zowel aantrekkelijk als ontoegankelijk. Hij is een radicaal filosoof die zich niet laat weerhouden door intellectuele hekjes van rechts of links. Agamben confronteert de maatschappelijke consensus graag met het tegendeel ervan: Auschwitz is geen uitzondering, de democratie verschilt in wezen niet veel van haar tegenpolen: het communisme en het fascisme. Zijn manier van filosoferen ligt in de lijn van Nietzsche in die zin dat vanuit een onderzoek naar de wortels van de westerse cultuur, haar ‘heilige koeien’ genadeloos aan de kaak worden gesteld. Zo beschrijft hij de huidige democratie als in verval, en verschuivend richting een ‘post democratische spektakelmaatschappij’.
In Filosofie Magazine, werd december 2014 over Agamben geschreven.
Het grondbegrip van Giorgio Agamben is dat van de potentialiteit, oftewel het mogelijk-zijn, wat duidt op het open, grondeloze en onbepaalde karakter van het menselijke zijn. De mens en het menselijk bestaan hebben volgens Agamben geen enkel doel en roeping die gerealiseerd zou moeten worden, noch historisch, noch spiritueel, noch biologisch. Het enige wat mensen hoeven te doen is hun eigen bestaan als mogelijkheid te leven; dat betekent voor hem vooral ook de mogelijkheid om dingen niet te verwezenlijken.
Die potentialiteit relateert Agamben ook aan de notie van kindheid of infantia (niet-sprekend), die het hart van de menselijke ervaring uitmaakt.
Tot zover FM.
Over een van zijn boeken wordt het volgende geschreven.
In Homo sacer behandelt de Italiaanse filosoof Giorgio Agamben de relatie tussen politiek en leven. In het oude Romeinse recht was de homo sacer een mens die door iedereen straffeloos gedood mocht worden. Hij werd buiten het menselijke én het goddelijke recht geplaatst. De homo sacer markeert de grens tussen het burgerrechtelijke leven en het naakte, onbeschermde leven. Dit leven op de grens, in een niemandsland, biedt Agamben de sleutel voor een kritische analyse van de westerse politieke traditie, waarin het leven de inzet van de politiek is geworden en de politiek veranderd is in biopolitiek. Aan de hand van de relatie tussen het naakte leven en de soevereine macht - van Aristoteles via de Verklaring van de Rechten van de Mens tot aan Auschwitz - presenteert de auteur het concentratiekamp als het paradigma van de moderne tijd. Het kamp blijkt de ruimte te zijn waarin regel en uitzondering, leven en dood niet meer van elkaar te onderscheiden zijn.
Tot zover de boekbeschrijving.
Homo Sacer, de sovereine macht en het naakte leven (bol.com).
Weten wanneer te stoppen
De manier waarop westerse politici omgaan met spanningen in het Midden Oosten zou kunnen worden gezien in het licht van Agamben’s waarschuwing voor biopolitiek. Maar het voorbeeld van het concentratiekamp als paradigma van de moderne tijd kan veel beter worden ingeruild door het voorbeeld van de megastal. Binnen de bio-industrie heeft het dier de rol gekregen van de homo sacer: een wezen dat straffeloos gedood mag worden.
Dan kan de oproep van Agamben om de potentialiteit van deze vergelijking niet om te zetten in actualiteit ook worden toegepast op dierenactivisten die op een gemakzuchtige manier deze vergelijking inzetten om mensen te dwingen na te denken over dierenrechten.
Een noodzaak om misbruik te begrenzen ligt in vele relaties tussen het naakte leven en soevereine macht. Het is te vinden in alle relaties waarbij de mens van de natuur, het milieu en dieren gebruik maakt om verder te gaan dan gezond is voor het voortbestaan. We zouden moeten weten wanneer de grens bereikt is en wanneer het chiquer is om te realiseren dat potentie om uit te putten beter kan worden omgezet in stoppen.
Het zou helemaal in de notie van gemeenschap van Agamben passen omdat hij oproept tot samenleven zonder dit te baseren op criteria van gemeenschappelijkheid. Dus om in de samenleving het delen van samenzijn niet meer in te richten ten faveure van een bepaalde afkomst, natie, religie of ras. Dan blijft er ook ruimte voor dieren over.