De emanciperende wereld zit vol met ongelijke en veranderende verhoudingen: ouder-kind, leraar-leerling, werkgever-werknemer, en de meeste relaties hebben ook die kenmerken. Naarmate de kinderen ouder worden en mensen willen groeien in (werk)relatie kan er een competitie ontstaan met de ander waar je tegenop keek.
Mensen met een competitieve inslag, die vinden dat zij meer of beter zijn dan een ander, komen vroeg of laat in conflict met hun omgeving. Een ouder die te laat zijn oorspronkelijk erkende macht omzet in gezag krijgt spanningen met zijn puber. Partners die zich tot elkaar aangetrokken voelden vanuit speelse ongelijkheid stoten elkaar weer af nadat ze langere tijd met elkaar hebben opgetrokken en de nieuwigheid eraf is.
Wie twee magneten met dezelfde polen tegen elkaar aanhoudt, merkt dat zij elkaar afstoten. Houdt je de tegengestelde polen tegen elkaar aan, dan trekken ze elkaar aan.
Mensen zijn geen magneten, hoewel er treffende overeenkomsten zijn. Wanneer beiden te dicht bij elkaar komen met de verkeerde polen dan wordt de spanning voelbaar en gaan beiden zoeken naar een balans waarin ze weer in rust zijn.
Wie merkt dat hij in de nabijheid van een ander afstoting ervaart, zou zich kunnen afvragen of er gemeenschappelijke kenmerken zijn die leiden tot spanning. Die gemeenschappelijkheid kan alleen al zitten in de perceptie dat de ander zich meer of belangrijker voelt. Soms heeft dat een natuurlijke achtergrond. Wie als broer of zuster ouder is dan andere gezinsleden zal lange tijd in de illusie leven dat hij of zij verder is in levenservaring. Als het goed is verdwijnt dat verschil vanzelf wanneer ieder volwassen wordt. Maar wanneer er pijnlijke ervaringen in de jeugd zijn opgelopen of iemand wil zijn positie behouden dan verdwijnt de spanning niet vanzelf.
Volwassen mensen worden geacht in balans te zijn en zich evenwaardig te gedragen tegenover anderen. Maar niet iedereen is zich bewust van die vereiste of wat dit betekent.
Evenwaardigheid is iets anders dan gelijkwaardigheid of gelijkheid. Collega’s worden geacht onderling te erkennen dat zij verschillende rollen vervullen in een organisatie. Zij weten dat alle rollen belangrijk zijn en niet zonder elkaar kunnen. Wanneer je als leidinggevende voortdurend de baas wilt spelen, mis je de elementaire competentie om je evenwaardig op te stellen en dat gaat ten koste van de werksfeer.
De wil tot evenwaardigheid is nog geen garantie voor de praktijk. Onder druk willen we nog wel eens terugvallen in primitievere gedragsvormen. Dat geldt bijvoorbeeld voor volwassen gezinsleden bij wegvallen van de ouders, maar ook in het bedrijfsleven bij tegenvallende resultaten. Een leidinggevende met evenwaardige houding luistert naar zijn werknemers en geeft richting.
Cristien Brinkgreve: Het verlangen naar gezag; over vrijheid, gelijkheid en de behoefte aan houvast.